Voor de uitbetaling van betalingsrechten is niet alleen van belang dat men het voor uitbetaling opgegeven perceel in gebruik heeft voor landbouwactiviteiten, maar ook dat men over een geldige gebruikstitel beschikt. Of hiervan sprake is, is regelmatig een discussiepunt in procedures. Zo ook in onderstaande zaak.
Een stichting gaf in de Gecombineerde opgave onder meer twee percelen grasland op, welke zij middels een begrazingsovereenkomst in gebruik had van een derde. Volgens RVO.nl kwamen deze percelen echter niet in aanmerking voor uitbetaling van de betalingsrechten, omdat de stichting niet over een geldige gebruikstitel beschikte. In de beroepszaak voerde de stichting aan dat zij de percelen zelf feitelijk gebruikte en daarop haar vee voor eigen rekening en risico weidde.
Niet in geschil was dat de stichting landbouwactiviteiten verrichtte door beweiding van deze percelen. Maar de stichting had volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven niet aannemelijk gemaakt dat zij deze percelen op de peildatum (ook) daadwerkelijk in beheer had. RVO.nl had terecht gewezen op het feit dat de eigenaar van de percelen groot onderhoud, de vervanging van vaste rasters en bijbehorende materialen en de kosten voor voer ten tijde van voedseltekort voor haar rekening nam. Verder kon de eigenaar in verband met bedrijfsactiviteiten percelen aan het te begrazen gebied onttrekken of toevoegen. De stichting was verantwoordelijk voor de begrazing van de percelen, het toezicht, begeleiding en veterinaire verplichtingen van de dieren en bijbehorende niet vaste voorzieningen en mogelijke evacuaties van de dieren. Hieruit bleek naar het oordeel van het College weliswaar dat de stichting een zekere autonomie had over de begrazing van de percelen door de dieren, maar niet over het beheer van de percelen op zich; dat lag bij de eigenaar. RVO.nl had de percelen dan ook terecht niet meegenomen voor de uitbetaling van de rechten.